Dikke, zachte pannekoekjes met stukjes appel. Op te dienen met honing en een glas koude melk
Bereidingswijze
De gist, suiker en zout in de warme melk oplossen. Een ei, snufje kaneel en de gesmolten roomboter erdoorheen klutsen tot er een egale massa ontstaat. Alle bloem in een keer toevoegen en met een lepel goed door elkaar heen roeren. Het beslag zal redelijk dik zijn.
De appel schillen, klokhuis verwijderen en in kleine blokjes snijden. Door het beslag heen roeren zodat de stukjes appel evenredig verdeeld worden. Het beslag afdekken met een schone doek en in een warme plek 45 minuten laten rijzen of totdat het verdubbeld is.
Zonder het gerezen beslag te roeren, met een in water gedoopte eetlepel oladky scheppen, ongeveer zoals het gaat voor het maken van oliebollen. Op een zacht vuur in een dun laagje zonnebloemolie de pannenkoekjes aan beide kanten goudbruin aanbakken. Eerste kant onder de deksel (zo worden ze extra dik en luchtig) en daarna keren en zonder de deksel aanbakken aan de andere kant.
Het lekkerst smaken ze warm, maar koud zijn ze ook een prima traktatie.