In een ruime kom de bloem, kaneel, suiker, citroenrasp, zout en bakpoeder mengen. In kleine blokjes gesneden koude boter toevoegen en met vingertoppen in de bloemmengsel wrijven tot er grove kruimels ontstaan. Een eidooier toevoegen en 1 eetlepel water en snel een soepel dik deeg kneden. Indien nodig nog een beetje water toevoegen. Laat het deeg in de koelkast 30-50 minuten rusten. Ik heb deze stap dit keer overgeslagen (geduld is niet altijd mijn voornaamste kwaliteit) en is de bovenkant van de koeken niet zo glad geworden zoals ik het gewend ben van dit recept.

Het deeg vrij dun uitrollen tot een vrij dunne plak (halve centimeter dik) en met een vorm rondjes van 8-10 centimeter uitsteken. De restjes deeg verzamelen, laten afkoelen en opnieuw uitrollen.

Op de helft van de rondjes een ronde schijf marsepijn doen, dat net iets kleiner is dan het deegrondje. Met een deegrondje afdekken en de randen licht aandrukken. Bestrijken met geklutste ei en een halve amandel in het midden van de koek leggen. Bakken in voorverwarmde oven op 180 C ongeveer 30 minuten of tot de koeken mooi gouden van kleur zijn.

Eet smakelijk!